De ongenode gast

Vorige week was ik een ongenode gast. DE ongenode gast. Hoezeer er vaak ook een band ontstaat in de week naar een uitvaart toe, vanuit de mooie gesprekken die worden gevoerd, vorige week was ik niet welkom. Werd ik zelfs weggekeken. Twee koraalblauwe oogjes gaven mij de blik die ik meteen lezen kon. Mijn goedbedoelde glimlach hielp helaas ook niet. Maar natuurlijk.. maar natuurlijk. Voor Lotte was ik díe mevrouw die haar papa had begraven. Dat ik in huis kwam, was omdat papa dood was. En zo’n iemand wil je niet ontmoeten. Zeker niet nog eens ná de uitvaart.

Ik kwam langs om na te praten. Lottes moeder en ik dronken koffie en bespraken hoe zij het afscheid had ervaren. Lotte was bij mijn binnenkomst aan het dansen maar had er nu geen zin meer in. En zoals kinderen zijn, recht voor hun raap, vroeg ze vrij snel aan haar moeder: ‘Mama, wanneer gaat zij weer weg?’. Lottes moeder verontschuldigde zich om deze ‘brutale’ vraag van haar dochter. We kletsen verder over de tijd ná de uitvaart, over de stilte, over de drukte nu alles op haar alleen is neergekomen. En weer wilde Lotte weten: ‘Mama, gaat ze nu?’ Lottes moeder voelde zich duidelijk opgelaten. Ik stelde haar gerust. Hoe begrijpelijk is het toch ook, in de beleving van een kleuter? En ik stelde Lotte gerust: ‘Goh, is het al zo laat? Ik moet inderdaad maar eens gaan…’ Toen ik opstond om gedag te zeggen schoot Lotte weg, met een vluchtige ‘Doei!’ naar de woonkamer. K3 schalde al snel weer door de speakers.

Ik stapte in de auto en in gedachte nam ik afscheid. ‘Dag lieve Lotte. Hopelijk hoef je mij nooit, of heel lang niet meer te zien. Ik ben dolgraag niet welkom in jouw huis. Dans jij maar verder, papa danst met je mee…’